|
|
||||||||||||||||||
![]() ![]() |
Op 17 juni 1910 deden een aantal veenarbeiders bij het graven vanturf een opzienbarende vondst. Ze vonden goed behouden geconserveerdevoorwerpen van een Romeinse officier in vol ornaat metrestanten van zijn gezadeld paard en op ongeveer vijftienmeter afstandvoorwerpen van een tweede slachtoffer.Naast de alom bekende Gouden Peelhelm werden in en om de Peel veelmeer zaken gevonden uit de Romeinse tijd. Hoe moest deze vondst geduidworden? Er was natuurlijk onkunde van de vinders en de toenmaligearcheologen namen niet eens de moeite om te komen kijken. Hierdoorkonden andere vondsten niet gered worden. Belangrijke archeologischekennis ging verloren. 50 jaar later, toen de vader van de auteur in 1960 eensmeekbede aan de toenmalige archeologen richtte om het vondstterreinvoor de aanstormende ontginningsmachines te onderzoeken en in kaart tebrengen, werd niet gereageerd.In de jaren rond 2000 werd door enkele archeologen eenzijdig en ongefundeerdbeweerd dat de Gouden Peelhelm (met toebehoren) een depositiezou zijn. Hadden ze zich in het archief van het RMO verdiept in de uitgebreideschriftelijke correspondentie hadden ze begrepen dat depositieeen onmogelijke optie zou zijn. De foute depositietheorie werd binnen archeologischekringen algemeen aangenomen en erkend en nestelde zich inallerlei 'wetenschappelijke' publicaties en museumverhalen.Dit boek toont aan dat de depositietheorie een uit delucht gegrepen interpretatie is. Daarnaast komt de auteurmet een bijzondere interpretatie van de tekensop de Peelhelm: het blijkt een unieke vondst op wereldniveau.
Inhoud wordt geladen...